Wendbaarheid: fladderen, flippen, floppen!

  • 17-08-2015
  • Rudie Jansman
  • door Hans van der Loo

    Flexibilisering is een eigentijds toverwoord. Alles is tegenwoordig ´flex´. Termen als flexplekken, flexwerken, flexrelaties, flexdenken gonzen om ons heen. In een wereld waarin alles onzeker en vloeibaar lijkt te zijn geworden, lijkt ´flex´ een vast gegeven. Of toch niet? En hoe positief moeten we tegen deze ontwikkeling aankijken? Misschien is het een teken aan de wand dat onlangs een paar honderd medewerkers hun biezen pakten bij het iconische bedrijf Zappos. De reden van hun vertrek: men miste de vanzelfsprekende structuur. Het bedrijf was naar hun gevoel té wendbaar geworden… 

    Flex, flux en wendbaarheid

    ´Heel Nederland flexibel´ stond enige tijd geleden op een groot billboard langs de snelweg te lezen. Het was reclame van een brancheorganisatie van uitzendbureaus, die hiermee aan wilde geven dat organisaties er goed aan deden om naast hun vaste kern ook zorg te dragen voor een flexibele schil van medewerkers. Op de billboard zagen we de contouren van Nederland in de vorm van een elastiekje. Net als een elastiekje kun je je organisatie al naar gelang de behoeften oprekken, luidde de impliciete boodschap.

    Een elastiekje is inderdaad flexibel: je kunt eraan trekken, maar het is tegelijkertijd ook een levenloos voorwerp. Flexibilisering brengt de impliciete veronderstelling met zich mee van een mechanisch en passief inspelen op wisselende omstandigheden. Maar mensen, teams en organisaties zijn helemaal geen elastiekjes: het zijn levende systemen die zelf keuzes maken en beslissingen nemen. Je kunt in hun verband beter spreken van ´flux´ en wendbaarheid. Flux verwijst naar voortdurende beweging. De Griekse wijsgeer Heraclitus bedacht duizenden jaren geleden al de spreuk ‘Panta rhei’ oftewel ‘alles stroomt’. Je kon volgens hem niet tweemaal in dezelfde rivier stappen, want het is steeds weer vers water wat je tegemoet stroomt. Niets ligt voorgoed vast. Het leven is een stroom  die voortdurend in beweging is. Wendbaarheid heeft betrekking op het anticiperen en actief inspelen op die beweging.  Beide termen hebben betrekking op ver iets dat leeft, dat voor zichzelf beslissingen neemt.  Wendbaarheid is meer dan passief inspelen op wisselende omstandigheden. Wendbaarheid heeft betrekking op een proactieve houding. Het gaat bij wendbaarheid om het actief en bewust zoeken naar nieuwe  mogelijkheden, om het voortdurend improviseren en experimenteren, om het leren van nieuwe en het loslaten van oude dingen. Kortom: flux is heel wat meer dan flex!

    Wendbaarheid = fladderen, flippen en floppen

    Wendbaarheid is het gevolg van een bepaalde houding, een mentaliteit. Die mentaliteit komt tot uiting in drie eigenschapen die allen met de letter F beginnen: fladderen, flippen en floppen.

    Fladderen

    Fladderen betekent dat je open staat en nieuwsgierig bent. Dat je je oordeel uitstelt. Dat je weg beweegt van vaste zekerheden en vanzelfsprekendheden. Dat er mentale rek in je denken zit. Dat je in staat bent om nieuwe associaties te maken en nieuwe inzichten te ontwikkelen. Fladderen betekent nieuwe toekomstmogelijkheden zien, maar ook in staat zijn om in het hier en nu te improviseren. Fladderen is afstand nemen van vaste patronen en te laten verleiden tot lenig denken. Je wendbaarheid neemt hierdoor direct toe.

    Om te fladderen, is het goed om jezelf creatieve denktechnieken aan te leren:

    • Probeer om te denken en sla bijvoorbeeld bewust foute denkrichtingen in: hoe kan ik mijn klanten zo ontevreden mogelijk maken of hoe kan ik alle winst in één klap verdampen?
    • Maak de zaken nóg ingewikkelder: hoe kan ik mijn omzet verdubbelen als ik op een tropisch eiland zonder computer verblijf?
    • Spiegel je aan een voorbeeldbedrijf: wat zou Apple of Google in jouw geval doen?

    Flippen

    Flippen houdt in dat je in staat bent om je gedrag om te buigen, dat je snel en soepel weet te draaien en te kantelen. Dat je instabiliteit weet te waarderen en het gaaf vindt om wankel op je benen te staan. Dat je voortdurend nieuwe draaipunten – in  het jargon van start-ups wordt momenteel van  ´pivots´ gesproken– weet te vinden. Dat je makkelijk weet over te schakelen van automatische piloot naar handbediening. Dat je de angst of weerstand voor verandering weet te overwinnen. Dat je lef toont en jezelf aan permanente uitdagingen durft bloot te stellen. Dat je niet tevreden bent met  bestaande successen, maar dat je jezelf voortdurend probeert te overtreffen. Dat je je hoofd in de bek van de draak durft te steken en voorop loopt in de vernieuwing. Dat je risico neemt en net als een start-up durft te experimenteren.  Dat je niet wacht op de perfecte oplossing, maar dat je het aandurft om ´minimaal levensvatbare´ ideeën of producten te laten testen. Dat is best eng, want het betekent dat je niet zeker bent van je zaak. Je stelt jezelf bloot aan kritiek. Bovendien is de kans groot dat je bergen tegenstrijdige bevindingen over je uitgestort krijgt, zodat je nog niet weet wat je moet doen. Volgens spreker, schrijver, adviseur en ´lifehacker´ Martijn Aslander is het belangrijk om ideeën nooit langer dan een uur voor je te houden. Deel ze snel en zo vaak mogelijk. Denk in termen van prototypes: de gedachte dat dingen nooit af zijn bevordert niet alleen het leren, maar voorkomt ook verstarring.

    Floppen

    Wendbaarheid gedijt bij de bereidheid om te falen. Wie risico´s neemt, maakt fouten. Floppen betekent dat je dit beseft en dat je  zonder faalangst door het leven gaat. Dat is makkelijker gezegd, dan gedaan. Doorgaans boeken we liever succes dan dat we fouten maken. Succes maakt positieve emoties los. Fouten gaan maar al te vaak gepaard met negatieve emoties als schaamte of teleurstelling. Waarom zou je dan moeten breken met de natuurlijke gewoonte om fouten te negeren, te voorkomen of af te straffen? Omdat fouten belangrijke informatiebronnen zijn. Omdat je van fouten kunt leren. Fouten zijn geen verspilling, maar het zijn pogingen die je dichter bij de oplossing brengen. Niet voor niets luidde de laconieke uitspraak van Thomas Edison, de uitvinder van de gloeilamp, na zijn zoveelste mislukte poging: ´Ik heb 10.000 manieren ontdekt hoe je geen gloeilamp moet maken´. Edison verstond de kunst van het falen. Vanuit de optiek van floppen is het cruciaal  dat je je concentreert op het gewenste resultaat en niet op wat er mis kan gaan. Daarnaast houdt floppen in dat je je ervan bewust bent dat falen inherent verbonden is met het verkennen van nieuwe mogelijkheden en het aanleren van nieuwe vaardigheden.

    De keerzijde van wendbaarheid

    Wendbaarheid heeft ook een keerzijde. Deze wordt zichtbaar wanneer je er te ver in doorschiet. Dan worden mensen onzeker en hebben ze er ineens geen zin meer in. Een voorbeeld hiervan deed zich onlangs voor binnen het Amerikaanse cultbedrijf Zappos. Lange tijd gold Zappos als hét voorbeeld van een eigentijdse, goed geleide, maar tegelijkertijd ook zeer betrokken en bevlogen organisatie. In een poging om nóg wendbaarder te worden, had de leiding een nieuw besturingssysteem, aangeduid als ´holacratie´, ingevoerd. Dit systeem is gebaseerd op een uiterst flexibele manier van sturen, waarbij uiteenlopende rollen niet alleen in elkaar overvloeien, maar ook wisselend worden ingevuld. Daarbij staat zelfsturing voorop. De vetrekkende werknemers hadden er niets mee. ´We misten de vaste kaders en structuren´, zo lieten zij teleurgesteld weten. ´Alles werd voortdurend op losse schroeven gezet. Iedere dag bleek alles weer anders te zijn. Dat is enorm frustrerend en werkt op den duur verlammend´. We kunnen hieruit twee lessen leren. Les één: wendbaarheid is geen systeem dat je zomaar per decreet kan invoeren. De leiding van Zappos was zich hier overigens van bewust en beloonde het vertrek van onwillige medewerkers met een vette bonus. Les twee: wendbaarheid kan ook te ver doorgevoerd worden. Zonder vaste kaders en structuren vergroot je de kans op onzekerheid en frustraties. Want zonder veilige basis zijn  wendbaarheid en beweging niet  mogelijk.